top of page

De val van de beer - hoofdstuk 1 - Donkere wolken

  • dirkdevroye
  • 23 sep
  • 5 minuten om te lezen

Locatie: Oelan-Oede, Republiek Boerjatië

Jaar: 2026

Personage: Dorzho, 24 jaar, soldaat


De trein stond al een uur stil in de sneeuw. Dorzho zat in een ijzeren wagon met twintig andere jongens, hun uniformen nog stijf van de mottenballen. Niemand zei iets. Je voelde de kou door de metalen vloer komen. Boven hem piepte de TL-buis. De geur van natte jassen, goedkope wodka en angst hing als een mist in de ruimte.


Hij was er al twee keer geweest. Bachmoet. Sjevjerodonetsk. Namen die in zijn lijf gekerfd stonden als littekens. Vrienden die verdwenen, jongens die terugkeerden zonder benen, zonder armen of zonder hoofd. En nu was het weer zover.


"Voor de glorie van het vaderland," had de kolonel gezegd, met z’n buik vooruit en z’n blik leeg. "Jullie zijn helden."


Dorzho wist beter. Ze hadden geen keus. In de dorpen rond het Baikalmeer was geen werk meer, geen geld. Alleen het leger betaalde nog. Een soldatencontract was geen dienst aan het land — het was pure wanhoop.


Naast hem zat Baatar, net achttien. Zijn moeder had nog gesmeekt aan de poort van de kazerne. "Hij is nog een kind!" riep ze. De officier had haar uitgelachen.


"Waarom alleen wij?" fluisterde Baatar nu. Zijn stem trilde.


"Dat vraag ik me ook af," zei Dorzho. Maar hij kende het antwoord.


In Moskou zaten ze veilig. Kinderen van de elite studeerden in Londen, Dubai of Shanghai. Hier in Boerjatië gingen ze dood voor een rijk dat hen nooit erkend had. Dorzho had het gezien. Hoe ze in de kazernes lachten om hun Aziatische gezichten. Hoe ze hen naar de voorste linie stuurden, altijd als eerste, kanonnenvlees.


Toen de trein weer optrok, keek hij naar buiten. De heuvels van zijn jeugd gleden voorbij — wit, leeg, vergeten. Hij voelde niets meer. Geen angst. Geen hoop. Alleen leegte.


Later, in Oekraïne, zou hij Baatar vinden. Zonder helm. Zonder gezicht. Een witte sjaal over zijn schouders. Alsof hij sliep in de sneeuw.


Die nacht stak Dorzho zijn eigen hand lichtjes met een mesje. Om te voelen dat hij nog leefde. Om zich eraan te herinneren dat hij, als hij zijn hand niet voelde, hij misschien vanbinnen al dood was.


Ze arriveerden in het verlaten dorp, de lucht vol rook en de geur van verbrande aarde. De gebouwen waren door het Russische leger verwoest, hun asregen een herinnering aan de laatste greep naar macht in dit uitgestrekte, verloren gebied. Ze waren hier om te vechten, maar niemand vertelde hen waarvoor. Het was altijd "voor het vaderland", maar niemand vroeg meer wat dat betekende.


Dorzho stond voor een school, het laatst overgebleven gebouw in het dorp en keek naar de troepen die zich schrap zetten voor de volgende aanval.


Er was geen communicatie, er waren geen plannen. Alleen orders die uit de lucht kwamen vallen. Diepe zuchten en afkeurende blikken waren het enige antwoord van zijn kameraden.


"Kunnen we echt nog winnen?" vroeg Baatar opnieuw, terwijl hij zijn ogen over het slagveld liet glijden. Zijn stem was deze keer nog breekbaarder dan voorheen.


"Winnen? Win je ooit oorlog?" antwoordde Dorzho. Zijn woorden klonken bitter. Het was de waarheid. Ze vochten voor niets. Ze streden voor iets dat geen betekenis voor hen had.


De druk was verstikkend. In de verte hoorden ze het geknal van artillerie, het donderende geluid dat hen herinnerde aan hun doodsverachting. Niemand sprak, maar iedereen dacht hetzelfde: Wat gebeurt er met ons als we hier niet meer wegkomen?


Dorzho keek naar de horizon. In de verte zag hij iets bewegen, een vage schim van een vijandelijke positie. Daar was hij voor gekomen, was hem verteld. Dat was zijn taak. Maar in zijn hoofd draaiden zich de beelden van de dag voor de treinreis, de gesprekken met zijn moeder. Ze had gezegd: "Dorzho, waarom moet jij altijd vechten? Is er geen ander pad?"


Er was geen ander pad. Hij was een soldaat. En een soldaat vocht, niet voor glorie, niet voor het vaderland. Maar omdat hij geen andere keuze had.


De klap van een granaat deed de aarde en grond rondom hun beven. Dorzho keek snel om zich heen. De anderen lagen plat op de grond, maar Baatar lag niet meer op zijn plek. Dorzho’s ogen zochten de jonge jongen, maar het was te laat. Plukken stof wervelden door de lucht. Geroep was het laatste wat hij hoorde, gevolgd door het geronk van een nieuwe inslag.


Dorzho sprong overeind, rennend naar de rook. Zijn ademhaling was snel en onregelmatig. Het leek wel alsof hij zelf ook niet meer wist wat hij moest doen. Toen zag hij Baatar, niet meer de jongen die hij had gekend, maar een lijk. De arme jongen lag daar, half begraven in het puin van een gescheurde muur.


Zijn handen trilden toen hij hem omdraaide. Er was geen leven meer in Baatar. Dorzho voelde niets. Alleen leegte. Hij wist niet hoe lang hij daar had gezeten, naast zijn gevallen kameraad, totdat de luitenant hem met een ruwe hand op zijn schouder naar boven trok.


"Kom, soldaat, we hebben geen tijd voor zwakte!"


Dorzho knikte zonder woorden en volgde hem. Wat anders kon hij doen? Wat anders had hij ooit gekend dan de soldaten die je naar voren duwden, naar de dood en het nog een eer vonden ook?


De rest van de dag was een wazige vlek in zijn herinnering. Ze streden zich een weg door het dorp. Elke minuut voelde als een eeuwigheid. Elk geluid, elke beweging was een waarschuwing dat ze hier niet veilig waren. Hier, in deze desolate hel, was geen ontkomen.


Toen de nacht viel, zaten ze weer in een cirkel rondom een vuur. Het was een ritueel geworden, de stilte die ze met elkaar deelden, de blikken die niet meer naar elkaar uitgingen. Iedereen had zijn eigen angsten, evenwel niemand sprak erover. Het was een onuitgesproken overeenkomst: de oorlog zou hun ziel vernietigen. En degenen die er doorheen kwamen zouden het pas echt merken als ze thuis waren. Als ze nog iets hadden om naar terug te keren.


Dorzho stak een sigaret op, zijn handen rokerig van de gevechten. Terwijl de rook zich kringelde in de lucht, voelde hij de verdovende invloed van de nicotine zijn zenuwen kalmeren. Hij dacht aan de woorden van zijn moeder. Maar het was te laat om terug te keren. Hij was hier, zoals altijd, voor iets dat hij niet kon begrijpen.


"Je hebt het overleefd," fluisterde hij in zichzelf, maar de waarheid was: hij had geen idee voor wie of wat hij nog leefde.


Zijn gedachten dwaalden af naar de horizon, waar de lucht dieper blauw begon te kleuren, alsof de duisternis alles zou opslokken. De vraag is niet of je overleeft, maar hoeveel je van jezelf nog kunt herinneren.


Dit was het eerste hoofdstuk uit de politieke roman 'de val van de beer'. Een fictief, realistisch toekomstscenario over het uiteenvallen van de Russische Federatie (ISBN 9789465310039, 191 pagina’s).

cover van het boek de val van de beer

Opmerkingen


​VOLG ME

  • Instagram
  • Facebook Classic
  • Twitter Classic

© 2023 by Samanta Jonse. Proudly created with Wix.com

bottom of page